Leverbotinfecties worden de laatste jaren steeds vaker bij paarden gevonden. Net als bij andere wormen raken dieren geïnfecteerd tijdens het grazen. De leverbot heeft een gecompliceerde, indirecte levenscyclus. Een zoetwaterslakje is noodzakelijk als tussengastheer. Omdat deze slakjes alleen onder vochtige omstandigheden overleven, zien we dat leverbotinfecties beperkt blijven tot paarden die hebben gegraasd op natte, vochtige weides. Op weides waar in het voorgaande jaar schapen of runderen hebben gelopen zijn de infecties nog vaker voorkomend. Op hoge zandgronden of weides die goed zijn afgewaterd komt leverbot van nature niet voor. Daarentegen ligt een leverbotinfectie altijd op de loer in bijvoorbeeld de westelijke weidegebieden. Let daarbij op dat één natte hoek of slootkant met water ook een bron voor leverbot infecties kan zijn.
De volwassen leverbot leeft in de galgangen van de lever en produceert karakteristieke eitjes, die met de mest worden uitgescheiden. Afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de aanwezigheid van water, ontwikkelt zich binnen 3 weken een larfje dat in het water rondzwemt en actief op zoek gaat naar de tussengastheer: een zoetwaterslakje. Het larfje dringt de slak binnen en vermenigvuldigt zich in het slakje. Daar ontwikkelt het zich verder tot een volgend stadium, de zogenaamde cercariae. Deze cercariae kruipen uit de slak en worden besmettelijk voor het paard. Ze heten dan metacercariën, die verschillende maanden infectieus kunnen blijven. Na opname doorboren de jonge larfjes de darmwand en kruipen ze naar de lever, waar ze enkele weken rondkruipen voordat ze in de galgangen belanden. De volledige cyclus duurt minimaal 4 tot 6 maanden. Veel paarden hebben van nature weerstand tegen leverbotten. Hoewel paarden wel geïnfecteerd kunnen zijn, zijn ze goed in staat de parasieten te immobiliseren en vervolgens uit te scheiden.
Door de van nature hoge weerstand zijn er vaak geen duidelijke klinische verschijnselen. De symptomen zijn veelal aspecifiek: vermagering, verminderde eetlust, een doffe vacht, bloedarmoede, diarree of soortgelijke aspecifieke klachten. Jonge paarden zijn vaker geïnfecteerd dan volwassen dieren. Het blijkt dat leverbotinfecties vaak worden aangetroffen bij paarden die veel andere maagdarmwormen, zoals bloedworm of spoelworm, bij zich dragen. Laat daarom altijd de mest onderzoeken als u een vermoeden heeft van leverbot.
De diagnose van leverbot is niet eenvoudig te stellen. Een juiste beoordeling van factoren die de weidebesmetting bepalen is van groot belang. Monitor daarom actief de vochtigheid, temperatuur en voorgaande begrazing door herkauwers. Deze voorgeschiedenis zal in combinatie met het bloedonderzoek op leverenzymen, een mestonderzoek en het klinisch beeld van het paard tot een waarschijnlijkheidsdiagnose leiden. Als er een mestonderzoek is uitgevoerd met een voldoende hoeveelheid mest en de juiste techniek, kan dit de diagnose bevestigen met de aantoning van leverbot eitjes. Bij Worm&Co gebruiken we de gemodificeerde Dorsman methode. Dit onderzoek is kwalitatief, wat betekent dat we met zekerheid kunnen bepalen of het paard wel of niet besmet is. Omdat leverbotinfecties vrijwel altijd worden gezien bij paarden met maagdarmwormen, combineren wij het onderzoek op leverbot altijd met een normaal onderzoek op maagdarmwormen door middel van de McMaster-methode. Als u ook geïnteresseerd bent om een leverbot mestonderzoek bij uw paard uit te laten voeren, kunt u op onze website gemakkelijk een wormcheckkit bestellen!
In Nederland zijn er voor paarden geen middelen geregistreerd om leverbot te bestrijden. Er zijn echter goede ervaringen opgedaan met triclabendazole. Door het veelvoudig gebruik van triclabendazole bij schapen zijn veel leverbotten resistent tegen dit middel. Als er uit mestonderzoek blijkt dat uw paard is besmet met leverbot, zullen wij u een persoonlijk behandeladvies geven. Zo staat de gezondheid van uw paard voorop en hoeft u niet onnodig te ontwormen. Neem gerust contact op met ons team als u nog vragen heeft; wij helpen u graag verder.